Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor zwartmaken in het Nederlands
zwartmaken:
-
zwartmaken
Conjugations for zwartmaken:
o.t.t.
- maak zwart
- maakt zwart
- maakt zwart
- maken zwart
- maken zwart
- maken zwart
o.v.t.
- maakte zwart
- maakte zwart
- maakte zwart
- maakten zwart
- maakten zwart
- maakten zwart
v.t.t.
- heb zwart gemaakt
- hebt zwart gemaakt
- heeft zwart gemaakt
- hebben zwart gemaakt
- hebben zwart gemaakt
- hebben zwart gemaakt
v.v.t.
- had zwart gemaakt
- had zwart gemaakt
- had zwart gemaakt
- hadden zwart gemaakt
- hadden zwart gemaakt
- hadden zwart gemaakt
o.t.t.t.
- zal zwartmaken
- zult zwartmaken
- zal zwartmaken
- zullen zwartmaken
- zullen zwartmaken
- zullen zwartmaken
o.v.t.t.
- zou zwartmaken
- zou zwartmaken
- zou zwartmaken
- zouden zwartmaken
- zouden zwartmaken
- zouden zwartmaken
diversen
- maak zwart!
- maakt zwart!
- zwart gemaakt
- zwart makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
zwartmaken
de kwaadsprekerij; zwartmaken; de roddelpraat; de roddel; de laster; het lasterpraatje; het geroddel; de lastering; de achterklap -
zwartmaken