Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dom (Nederlands) in het Zweeds

dom:

dom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de dom (kathedraal; domkerk)
    kyrka; cathedral

dom bijvoeglijk naamwoord

  1. dom (stompzinnig; onnozel; verstandeloos; )
    tjockskalligt; dum; trög; trögt; dumt
  2. dom (onverstandig; stom; suf)
    oförståndigt; stumt; tyst; oförståndig; dumt

Vertaal Matrix voor dom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cathedral dom; domkerk; kathedraal
kyrka dom; domkerk; kathedraal kerk
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- stom
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dum achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos dwaas; gek; gemeen; idioot; lullig; maf; min; onbezonnen; onzinnig; slecht; vals
dumt achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stom; stompzinnig; stupide; suf; verstandeloos dwaas; gek; gemeen; idioot; lullig; maf; min; onbezonnen; onzinnig; slecht; vals
oförståndig dom; onverstandig; stom; suf
oförståndigt dom; onverstandig; stom; suf
stumt dom; onverstandig; stom; suf
tjockskalligt achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos dwaas; idioot; onbezonnen
trög achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos flauwtjes; lijzig; log; loom; lui; stomp; traag; werkschuw
trögt achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos flauwtjes; lijzig; log; loom; lui; stomp; traag; werkschuw; zouteloos
tyst dom; onverstandig; stom; suf kalmpjes; rustig; rustig aan; stilletjes aan

Verwante woorden van "dom":

  • domheid, domen, doms, domst, domste

Synoniemen voor "dom":


Antoniemen van "dom":


Verwante definities voor "dom":

  1. hoofdkerk van een bisdom1
    • de Dom van Utrecht1
  2. wie niet goed kan denken en weinig snapt1
    • deze domme leerlingen vinden alles te moeilijk1

Wiktionary: dom

dom
noun
  1. hoofdkerk van een bisdom
  2. bolvormig dak
adjective
  1. van weinig verstand getuigend

Cross Translation:
FromToVia
dom trög; oskarp dull — not bright or intelligent
dom dum; korkad dumb — extremely stupid
dom dum; dåraktig foolish — lacking good sense or judgement; unwise
dom dum; omtöcknad stupid — lacking in intelligence
dom dum dumm — schwach an Verstand, ohne Intelligenz, ohne Können, unwissend
dom vidunderlig abracadabrant — (familier, fr) complètement incroyable, qu’une personne sensée ne peut pas croire.
dom domkyrka; katedral cathédrale — Bâtiment et lieu de culte
dom dum idiotignare, ignorant.
dom dum stupide — Qui frapper de stupeur.

DOM:


Vertaal Matrix voor DOM:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
DOM DOM; Document Object Model
Document Object Model DOM; Document Object Model

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van dom



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor dom (Zweeds) in het Nederlands

dom:

dom

  1. dom
  2. dom (de)

dom [-en] zelfstandig naamwoord

  1. dom (omdöme)
    het vonnis; de veroordeling
  2. dom (omdöme)
    vonnisspreking
  3. dom (utlåtande)
    de uitspraak; oordeelvelling; het vonnis
  4. dom
    de uitspraak; vonnisvelling
  5. dom
    het vonnis
    • vonnis [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oordeelvelling dom; utlåtande
uitspraak dom; utlåtande artikulation; artikulering; meddelande; nyhet; tal; uttal
veroordeling dom; omdöme skyldig förklaring
vonnis dom; omdöme; utlåtande
vonnisspreking dom; omdöme
vonnisvelling dom
zij håll; kant; sida; sidentyg
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
men de; dom
ze dom
zij dom

Synoniemen voor "dom":


Wiktionary: dom

dom
noun
  1. hoofdkerk van een bisdom
  2. bolvormig dak
  3. een beslissing van een rechter in dagvaardingsprocedures

Cross Translation:
FromToVia
dom kathedraal Dom — großes Kirchengebäude
dom berechting UrteilEntscheidung eines Gerichtes zur Streitklärung
dom vonnis; uitspraak; oordeel sentence — decision of a jury
dom veroordeling sentence — judicial order for punishment, conviction
dom zij; ze they — third-person plural pronoun
dom ze they — one, people, some people
dom sententie; vonnis; judicium; uitspraak; spreuk; zinspreuk sentenceapophtegme, maxime, opinion exprimée d’une manière dogmatique.

DOM:


Vertaal Matrix voor DOM:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
DOM DOM; Document Object Model
Document Object Model DOM; Document Object Model

döma:

döma werkwoord (dömer, dömde, dömt)

  1. döma (rannsaka; sitta till doms)
    berechten; vervolgen
    • berechten werkwoord (berecht, berechtte, berechtten, berecht)
    • vervolgen werkwoord (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
  2. döma (fördöma)
    verdoemen; veroordelen tot de hel
  3. döma (fördöma)
    veroordelen; vonnissen
    • veroordelen werkwoord (veroordeel, veroordeelt, veroordeelde, veroordeelden, veroordeeld)
    • vonnissen werkwoord (vonnis, vonnist, vonniste, vonnisten, gevonnist)
  4. döma (fälla dom över)
    vonnis uitspreken; vonnissen

Conjugations for döma:

presens
  1. dömer
  2. dömer
  3. dömer
  4. dömer
  5. dömer
  6. dömer
imperfekt
  1. dömde
  2. dömde
  3. dömde
  4. dömde
  5. dömde
  6. dömde
framtid 1
  1. kommer att döma
  2. kommer att döma
  3. kommer att döma
  4. kommer att döma
  5. kommer att döma
  6. kommer att döma
framtid 2
  1. skall döma
  2. skall döma
  3. skall döma
  4. skall döma
  5. skall döma
  6. skall döma
conditional
  1. skulle döma
  2. skulle döma
  3. skulle döma
  4. skulle döma
  5. skulle döma
  6. skulle döma
perfekt particip
  1. har dömt
  2. har dömt
  3. har dömt
  4. har dömt
  5. har dömt
  6. har dömt
imperfekt particip
  1. hade dömt
  2. hade dömt
  3. hade dömt
  4. hade dömt
  5. hade dömt
  6. hade dömt
blandad
  1. döm!
  2. döm!
  3. dömd
  4. dömande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor döma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berechten avkunnande av dom; tilldömande
vonnissen domar; omdömningar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berechten döma; rannsaka; sitta till doms
verdoemen döma; fördöma förbanna; fördöma; svärja
veroordelen döma; fördöma avslå; misstycka; neka
veroordelen tot de hel döma; fördöma
vervolgen döma; rannsaka; sitta till doms fortgå; fortsätta; fullfölja; gå vidare med; slutföra; sträva efter; åklaga
vonnis uitspreken döma; fälla dom över
vonnissen döma; fälla dom över; fördöma

Synoniemen voor "döma":


Wiktionary: döma

döma
verb
  1. in een rechtszaak een oordeel uitspreken

Cross Translation:
FromToVia
döma berechten adjudicate — to settle a legal case or other dispute
döma oordelen judge — to sit in judgment on, pass sentence on
döma oordelen; rechtspreken judge — to sit in judgment on, act as judge
döma veroordelen; beoordelen judge — to criticize or label another person or thing
döma straffen; veroordelen sentence — declare a sentence on a convicted person
döma veroordelen condamner — Traductions à trier suivant le sens
döma berechten; oordelen; beoordelen; vonnissen juger — juri|fr décider une affaire, un différend en qualité de juge.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van dom