Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. incident:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. incident:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor incident (Nederlands) in het Zweeds

incident:

incident [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het incident (zaakje)
    tillfälle; incident; händelse
  2. het incident (gebeurtenis; voorval; feit)
    händelse
  3. het incident
    incident

Vertaal Matrix voor incident:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
händelse feit; gebeurtenis; incident; voorval; zaakje gebeurtenis; gebeurtenissen; incidenten; plaatsvinden; programmagebeurtenis; voorvallen
incident incident; zaakje gebeurtenissen; incidenten; voorvallen
tillfälle incident; zaakje

Verwante woorden van "incident":


Wiktionary: incident


Cross Translation:
FromToVia
incident skandal scandal — incident that brings disgrace



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor incident (Zweeds) in het Nederlands

incident:

incident [-en] zelfstandig naamwoord

  1. incident (tillfälle; händelse)
    het incident; het zaakje
    • incident [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zaakje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. incident (händelse)
    de gebeurtenissen; de voorvallen; de incidenten
  3. incident
    het incident
    • incident [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor incident:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gebeurtenissen händelse; incident
incident händelse; incident; tillfälle händelse
incidenten händelse; incident
voorvallen händelse; incident
zaakje händelse; incident; tillfälle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorvallen finnas; förekomma; uppträda

Synoniemen voor "incident":