Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvraag (Nederlands) in het Zweeds

aanvraag:

aanvraag [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de aanvraag (verzoekschrift; petitie; rekwest; rekest)
    petition
  2. de aanvraag (taak; contract)
    jobb; ärende
    • jobb [-ett] zelfstandig naamwoord
    • ärende [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. de aanvraag
    förfrågan
  4. de aanvraag
  5. de aanvraag
    supplikant

Vertaal Matrix voor aanvraag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förfrågan aanvraag eis; navraag; vordering; vraag
jobb aanvraag; contract; taak aanstelling; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; benoeming; beroep; betrekking; bezigheid; dienstbetrekking; functie; inspanning; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; positie; professie; taak; vak; werk; werkzaamheid
petition aanvraag; petitie; rekest; rekwest; verzoekschrift bezwaarschrift; smeekschrift; verzoekschrift
supplikant aanvraag rekwestrant; verzoeker; vrager
ärende aanvraag; contract; taak officiersaanstelling
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
rekvisition aanvraag bestelopdracht; onderdelenbestelopdracht

Wiktionary: aanvraag


Cross Translation:
FromToVia
aanvraag begäran; ansökan AntragGesuch, schriftliche Bitte
aanvraag förfrågan AnfrageFrage an jemanden, mit der eine Antwort erwartet wird.
aanvraag beställning Anforderung — Forderung mit dem Ziel, etwas Bestimmtes zu erhalten

aanvraag vorm van aanvragen:

aanvragen werkwoord (vraag aan, vraagt aan, vroeg aan, vroegen aan, aangevraagd)

  1. aanvragen (aanzoeken; vragen; verzoeken; uitnodigen)
    anhålla om
    • anhålla om werkwoord (anhåller om, anhöll om, anhållit)
  2. aanvragen (rekwestreren; vragen; verzoeken)
    anhålla om; bönfalla; petitionera
    • anhålla om werkwoord (anhåller om, anhöll om, anhållit)
    • bönfalla werkwoord (bönfallar, bönfallade, bönfallat)
    • petitionera werkwoord (petitionerar, petitionerade, petitionerat)
  3. aanvragen (opvragen; verzoeken; vragen)
    begära; fordra
    • begära werkwoord (begär, begärde, begärt)
    • fordra werkwoord (fordrar, fordrade, fordrat)

Conjugations for aanvragen:

o.t.t.
  1. vraag aan
  2. vraagt aan
  3. vraagt aan
  4. vragen aan
  5. vragen aan
  6. vragen aan
o.v.t.
  1. vroeg aan
  2. vroeg aan
  3. vroeg aan
  4. vroegen aan
  5. vroegen aan
  6. vroegen aan
v.t.t.
  1. heb aangevraagd
  2. hebt aangevraagd
  3. heeft aangevraagd
  4. hebben aangevraagd
  5. hebben aangevraagd
  6. hebben aangevraagd
v.v.t.
  1. had aangevraagd
  2. had aangevraagd
  3. had aangevraagd
  4. hadden aangevraagd
  5. hadden aangevraagd
  6. hadden aangevraagd
o.t.t.t.
  1. zal aanvragen
  2. zult aanvragen
  3. zal aanvragen
  4. zullen aanvragen
  5. zullen aanvragen
  6. zullen aanvragen
o.v.t.t.
  1. zou aanvragen
  2. zou aanvragen
  3. zou aanvragen
  4. zouden aanvragen
  5. zouden aanvragen
  6. zouden aanvragen
diversen
  1. vraag aan!
  2. vraagt aan!
  3. aangevraagd
  4. aanvragende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanvragen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het aanvragen (opgeven)

Vertaal Matrix voor aanvragen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ansöka för någonting aanvragen; opgeven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhålla om aanvragen; aanzoeken; rekwestreren; uitnodigen; verzoeken; vragen
begära aanvragen; opvragen; verzoeken; vragen hunkeren; sterk verlangen; stipuleren
bönfalla aanvragen; rekwestreren; verzoeken; vragen bidden; smeken; soebatten; verzoeken; vragen
fordra aanvragen; opvragen; verzoeken; vragen aanspraak maken op; aanspraak op maken; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; vorderen
petitionera aanvragen; rekwestreren; verzoeken; vragen

Verwante definities voor "aanvragen":

  1. er officieel om vragen bij een instelling1
    • u moet een nieuw paspoort aanvragen1

Wiktionary: aanvragen


Cross Translation:
FromToVia
aanvragen ansöka om beantragen — einen Antrag auf etwas, jemanden stellen
aanvragen befalla; påbjuda commander — Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).
aanvragen ansöka; bedja; fråga; spörja; anmoda demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.
aanvragen bedja; anmoda; ansöka prieradorer la divinité en lui demander une grâce, en la remercier d’une grâce.