Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanzeggen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanzeggen (Nederlands) in het Zweeds

aanzeggen:

aanzeggen werkwoord (zeg aan, zegt aan, zei aan, zeiden aan, aangezegd)

  1. aanzeggen (kennis geven; aanschrijven; konde doen)
    tillkännage
    • tillkännage werkwoord (tillkännager, tillkännagde, tillkännaget)

Conjugations for aanzeggen:

o.t.t.
  1. zeg aan
  2. zegt aan
  3. zegt aan
  4. zeggen aan
  5. zeggen aan
  6. zeggen aan
o.v.t.
  1. zei aan
  2. zei aan
  3. zei aan
  4. zeiden aan
  5. zeiden aan
  6. zeiden aan
v.t.t.
  1. heb aangezegd
  2. hebt aangezegd
  3. heeft aangezegd
  4. hebben aangezegd
  5. hebben aangezegd
  6. hebben aangezegd
v.v.t.
  1. had aangezegd
  2. had aangezegd
  3. had aangezegd
  4. hadden aangezegd
  5. hadden aangezegd
  6. hadden aangezegd
o.t.t.t.
  1. zal aanzeggen
  2. zult aanzeggen
  3. zal aanzeggen
  4. zullen aanzeggen
  5. zullen aanzeggen
  6. zullen aanzeggen
o.v.t.t.
  1. zou aanzeggen
  2. zou aanzeggen
  3. zou aanzeggen
  4. zouden aanzeggen
  5. zouden aanzeggen
  6. zouden aanzeggen
diversen
  1. zeg aan!
  2. zegt aan!
  3. aangezegd
  4. aanzeggende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanzeggen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanzeggen (aanschrijven)
    säga upp sig
  2. aanzeggen (kennisgeving; informeren; aankondigen; kennisgeven; konde doen)
    tillkännagivande

Vertaal Matrix voor aanzeggen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
säga upp sig aanschrijven; aanzeggen ontslagaanvrage; opgave; zich neerleggen bij
tillkännagivande aankondigen; aanzeggen; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen aangeven; aangifte; aankondiging; aanschrijving; aanzegging; afkondiging; bekendmaking; bericht; convocatie; declaratie; informatie; kennisgeving; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; proclamatie; publicatie; verklaring; verkondiging; verwittiging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tillkännage aanschrijven; aanzeggen; kennis geven; konde doen aandienen; aankondigen; afkondigen; annonceren; bewust maken; decreteren; informeren; kennisgeven van; ordonneren; verordenen; verordineren; zeggen