Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afgezien:
  2. afzien:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgezien (Nederlands) in het Zweeds

afgezien:

afgezien bijvoeglijk naamwoord

  1. afgezien (overgeschreven; afgeschreven; afgekeken; gespiekt)
    avskriven; kopierat; kopierad; härmat; avskrivet

Vertaal Matrix voor afgezien:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avskriven afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven afgeschreven zijn; opgedoekt
avskrivet afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven afgeschreven zijn; opgedoekt
härmat afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven
kopierad afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven
kopierat afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven

Verwante woorden van "afgezien":

  • afgeziene

Verwante definities voor "afgezien":

  1. zonder te letten op ...., zonder mee te tellen1
    • afgezien van de inktvlekken is dit een goede brief1

afzien:

afzien werkwoord (zie af, ziet af, zag af, zagen af, afgezien)

  1. afzien (afstand doen)
    överge; lämna; släppa
    • överge werkwoord (överger, övergav, övergivit)
    • lämna werkwoord (lämnar, lämnade, lämnat)
    • släppa werkwoord (släpper, släppte, släppt)

Conjugations for afzien:

o.t.t.
  1. zie af
  2. ziet af
  3. ziet af
  4. zien af
  5. zien af
  6. zien af
o.v.t.
  1. zag af
  2. zag af
  3. zag af
  4. zagen af
  5. zagen af
  6. zagen af
v.t.t.
  1. heb afgezien
  2. hebt afgezien
  3. heeft afgezien
  4. hebben afgezien
  5. hebben afgezien
  6. hebben afgezien
v.v.t.
  1. had afgezien
  2. had afgezien
  3. had afgezien
  4. hadden afgezien
  5. hadden afgezien
  6. hadden afgezien
o.t.t.t.
  1. zal afzien
  2. zult afzien
  3. zal afzien
  4. zullen afzien
  5. zullen afzien
  6. zullen afzien
o.v.t.t.
  1. zou afzien
  2. zou afzien
  3. zou afzien
  4. zouden afzien
  5. zouden afzien
  6. zouden afzien
diversen
  1. zie af!
  2. ziet af!
  3. afgezien
  4. afziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afzien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lämna heengaan; vertrekken; weggaan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lämna afstand doen; afzien aanleveren; afbreken; afleveren; bezorgen; brengen; eraf gaan; gaan; heengaan; leveren; opbreken; opstappen; overhandigen; toeleveren; vertrekken; weggaan; zich verwijderen
släppa afstand doen; afzien aan de dijk zetten; afdanken; afhelpen; afsmijten; afvloeien; afwerpen; afzien van rechtsvervolging; amnestie verlenen; bevrijden van; congé geven; detacheren; dumpen; eruit gooien; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten vallen; loshaken; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; niet vasthouden; op de markt brengen; scheiden; seponeren; uitgeven; van last bevrijden; van zijn positie verdrijven; verlossen; vrijlaten
överge afstand doen; afzien afschaffen; afstaan; ermee uitscheiden; in de steek laten; opgeven; ophouden; overgeven; staken; stoppen; uitscheiden; verlaten
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
släppa versie

Wiktionary: afzien


Cross Translation:
FromToVia
afzien överlämna abandon — to relinquish a claim to property
afzien lämna ifrån sig give up — relinquish