Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Vertaal afsnoeren

Vertaal afsnoeren van Nederlands naar Zweeds

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

afsnoeren:
- binda av; binda fast; binda ihop; binda upp; knyta igen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afsnoeren (Nederlands) in het Zweeds

afsnoeren:

afsnoeren werkwoord (snoer af, snoert af, snoerde af, snoerden af, afgesnoerd)

afsnoeren (afbinden)
binda av
- binda av werkwoord (binder av, band av, bundit av)
afsnoeren (afbinden)
binda fast; binda ihop; binda upp; knyta igen
- binda fast werkwoord (binder fast, band fast, bundit fast)
- binda ihop werkwoord (binder ihop, band ihop, bundit ihop)
- binda upp werkwoord (binder upp, band upp, bundit upp)
- knyta igen werkwoord (knyter igen, knött igen, knuttit igen)

Conjugations for afsnoeren:

o.t.t.

snoer af
snoert af
snoert af
snoeren af
snoeren af
snoeren af

o.v.t.

snoerde af
snoerde af
snoerde af
snoerden af
snoerden af
snoerden af

v.t.t.

heb afgesnoerd
hebt afgesnoerd
heeft afgesnoerd
hebben afgesnoerd
hebben afgesnoerd
hebben afgesnoerd

v.v.t.

had afgesnoerd
had afgesnoerd
had afgesnoerd
hadden afgesnoerd
hadden afgesnoerd
hadden afgesnoerd

o.t.t.t.

zal afsnoeren
zult afsnoeren
zal afsnoeren
zullen afsnoeren
zullen afsnoeren
zullen afsnoeren

o.v.t.t.

zou afsnoeren
zou afsnoeren
zou afsnoeren
zouden afsnoeren
zouden afsnoeren
zouden afsnoeren

diversen

snoer af!
snoert af!
afgesnoerd
afsnoerende

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afsnoeren:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binda av	afbinden; afsnoeren	afgespen
binda fast	afbinden; afsnoeren	binden; dichtbinden; knevelen; knopen; om het lijf binden; ombinden; omwinden; onderbinden; strikken; toebinden; vastbinden; vastmaken
binda ihop	afbinden; afsnoeren	aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; bevestigen; knopen; opbinden; samenbinden; verbinden
binda upp	afbinden; afsnoeren
knyta igen	afbinden; afsnoeren