Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afwinden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afwinden (Nederlands) in het Zweeds

afwinden:

afwinden werkwoord (wind af, windt af, wond af, wonden af, afgewonden)

  1. afwinden
    linda upp
    • linda upp werkwoord (lindar upp, lindade upp, lindat upp)

Conjugations for afwinden:

o.t.t.
  1. wind af
  2. windt af
  3. windt af
  4. winden af
  5. winden af
  6. winden af
o.v.t.
  1. wond af
  2. wond af
  3. wond af
  4. wonden af
  5. wonden af
  6. wonden af
v.t.t.
  1. heb afgewonden
  2. hebt afgewonden
  3. heeft afgewonden
  4. hebben afgewonden
  5. hebben afgewonden
  6. hebben afgewonden
v.v.t.
  1. had afgewonden
  2. had afgewonden
  3. had afgewonden
  4. hadden afgewonden
  5. hadden afgewonden
  6. hadden afgewonden
o.t.t.t.
  1. zal afwinden
  2. zult afwinden
  3. zal afwinden
  4. zullen afwinden
  5. zullen afwinden
  6. zullen afwinden
o.v.t.t.
  1. zou afwinden
  2. zou afwinden
  3. zou afwinden
  4. zouden afwinden
  5. zouden afwinden
  6. zouden afwinden
diversen
  1. wind af!
  2. windt af!
  3. afgewonden
  4. afwindende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afwinden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afwinden (ontrollen; afrollen)
    upprullande

Vertaal Matrix voor afwinden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
upprullande afrollen; afwinden; ontrollen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
linda upp afwinden

Computer vertaling door derden: