Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alldaglig
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
alledaagse
|
alldagligt
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
alledaagse; onknap
|
grått
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
dof; flets; mat; niet helder; sfeerloos; zonder sfeer
|
ordinärt
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
|
trivial
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
|
trivialt
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
|
vanlig
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; merendeel; normaal; onknap
|
vanligt
|
alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
|
alledaagse; courant; doodgewoon; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; gewoontegetrouw; merendeel; normaal; onknap
|