Nederlands

Uitgebreide vertaling voor apart (Nederlands) in het Zweeds

apart:

apart bijvoeglijk naamwoord

  1. apart (los van elkaar; gescheiden; separaat)
    separerat; särat; skilt från; skild från; särad
  2. apart (zonderling; excentriek; bijzonder; )
    udda; bisarrt; kuriös; exentrisk; exentriskt; kuriöst
  3. apart (enig in zijn soort; uniek; bijzonder; )
    säreget; säregen; unik; unikt
  4. apart (afzonderlijk)
    skilt; separat; utsöndrat; urskiljt; utsöndrad
  5. apart (vrijstaand; gescheiden; afzonderlijk; )
    stå ensam
  6. apart (separaat; afzonderlijk)
    enskilt; separat
  7. apart
    isär
    • isär bijvoeglijk naamwoord
  8. apart (vrijstaand; geïsoleerd; alleenstaand; )
    isolerad
  9. apart (uitheems; vreemd; zonderling; eigenaardig)
    utländsk; exotiskt; utländskt
  10. apart (excentriek; vreemd; buitenissig; extravagant; typisch)
    sällsynt; oregelbundet; underlig; underligt; excentriskt

Vertaal Matrix voor apart:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- afzonderlijk; bijzonder; speciaal
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bisarrt apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; ongewoon; typisch; vreemd; zonderling luguber; macaber; spookachtig
enskilt afzonderlijk; apart; separaat
excentriskt apart; buitenissig; excentriek; extravagant; typisch; vreemd
exentrisk apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; ongewoon; typisch; vreemd; zonderling
exentriskt apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; ongewoon; typisch; vreemd; zonderling
exotiskt apart; eigenaardig; uitheems; vreemd; zonderling exotisch; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling
isolerad afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; in quarantaine
isär apart doormidden; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
kuriös apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; ongewoon; typisch; vreemd; zonderling
kuriöst apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; ongewoon; typisch; vreemd; zonderling
oregelbundet apart; buitenissig; excentriek; extravagant; typisch; vreemd bobbelig; hobbelig
separat afzonderlijk; apart; separaat
separerat apart; gescheiden; los van elkaar; separaat ontbonden; opgeheven; uiteengegaan; uiteengevallen
skild från apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
skilt afzonderlijk; apart ontbonden; opgeheven; uiteengegaan; uiteengevallen; uiteenlopende
skilt från apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
stå ensam afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
sällsynt apart; buitenissig; excentriek; extravagant; typisch; vreemd dun; ijl; ongemeen; ongewoon; raar; schaars; uitzonderlijk; uniek; van geringe dichtheid; zelden; zeldzaam
särad apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
särat apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
säregen apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek
säreget apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek
udda apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; ongewoon; typisch; vreemd; zonderling oneven
underlig apart; buitenissig; excentriek; extravagant; typisch; vreemd curieus; dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; merkwaardig; typisch; vreemd
underligt apart; buitenissig; excentriek; extravagant; typisch; vreemd curieus; dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; merkwaardig; typisch; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling
unik apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek eenmalig; uniek
unikt apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek
urskiljt afzonderlijk; apart
utländsk apart; eigenaardig; uitheems; vreemd; zonderling buitenlands; overzee; overzees; uit een vreemd land
utländskt apart; eigenaardig; uitheems; vreemd; zonderling bovenaards; buitenaards; overzee; overzees
utsöndrad afzonderlijk; apart
utsöndrat afzonderlijk; apart

Verwante woorden van "apart":

  • apartheid, aparter, apartere, apartst, apartste, aparte

Synoniemen voor "apart":


Antoniemen van "apart":


Verwante definities voor "apart":

  1. gescheiden van anderen of iets anders1
    • ze hebben een aparte badkamer voor de kinderen1
  2. nergens anders mee te vergelijken1
    • Tina heeft altijd zulke aparte kleren!1

Wiktionary: apart


Cross Translation:
FromToVia
apart besynnerlig; märkvärdig curious — unusual
apart särskilt; speciellt besonders — für sich alleine, gesondert, separat
apart egen eigen — abweichend von anderen, auffällig
apart egenartad eigenartig — besonders in seiner Art, vom Standard abweichend
apart original inéditTraductions à trier suivant le sens.
apart särskild particulier — Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce.

Verwante vertalingen van apart