Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. assimileren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor assimileren (Nederlands) in het Zweeds

assimileren:

assimileren werkwoord (assimileer, assimileert, assimileerde, assimileerden, geassimileerd)

  1. assimileren
    foga; anpassa
    • foga werkwoord (fogar, fogade, fogat)
    • anpassa werkwoord (anpassar, anpassade, anpassat)

Conjugations for assimileren:

o.t.t.
  1. assimileer
  2. assimileert
  3. assimileert
  4. assimileren
  5. assimileren
  6. assimileren
o.v.t.
  1. assimileerde
  2. assimileerde
  3. assimileerde
  4. assimileerden
  5. assimileerden
  6. assimileerden
v.t.t.
  1. heb geassimileerd
  2. hebt geassimileerd
  3. heeft geassimileerd
  4. hebben geassimileerd
  5. hebben geassimileerd
  6. hebben geassimileerd
v.v.t.
  1. had geassimileerd
  2. had geassimileerd
  3. had geassimileerd
  4. hadden geassimileerd
  5. hadden geassimileerd
  6. hadden geassimileerd
o.t.t.t.
  1. zal assimileren
  2. zult assimileren
  3. zal assimileren
  4. zullen assimileren
  5. zullen assimileren
  6. zullen assimileren
o.v.t.t.
  1. zou assimileren
  2. zou assimileren
  3. zou assimileren
  4. zouden assimileren
  5. zouden assimileren
  6. zouden assimileren
diversen
  1. assimileer!
  2. assimileert!
  3. geassimileerd
  4. assimilerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

assimileren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. assimileren

Vertaal Matrix voor assimileren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anpassa sig till något assimileren
lägga ner sig vid assimileren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anpassa assimileren aanpassen; accommoderen; afstemmen; bijstellen; instellen; personaliseren
foga assimileren