Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bevelhebber:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bevelhebber (Nederlands) in het Zweeds

bevelhebber:

bevelhebber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bevelhebber (gebieder; meester; baas; beheerser)
    kommandant
  2. de bevelhebber (aanvoerder; commandant; kapitein)
    commandeur
  3. de bevelhebber (commandant; overste)
    befälhavare; kommendant; kapten

Vertaal Matrix voor bevelhebber:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
befälhavare bevelhebber; commandant; overste generaal; hoofdaanvoerder; legeraanvoerder; veldheer
commandeur aanvoerder; bevelhebber; commandant; kapitein
kapten bevelhebber; commandant; overste aanvoerder; captain; commandant; directeur; gezagvoerder; hoofd; hoofdman; kapitein; leider; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; schipper; vliegtuigkapitein; vlootschipper
kommandant baas; beheerser; bevelhebber; gebieder; meester
kommendant bevelhebber; commandant; overste commandant van een groep; groepscommandant

Verwante woorden van "bevelhebber":

  • bevelhebbers