Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bezeilen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezeilen (Nederlands) in het Zweeds

bezeilen:

bezeilen werkwoord (bezeil, bezeilt, bezeilde, bezeilden, bezeild)

  1. bezeilen
    besegla
    • besegla werkwoord (beseglar, beseglade, beseglat)

Conjugations for bezeilen:

o.t.t.
  1. bezeil
  2. bezeilt
  3. bezeilt
  4. bezeilen
  5. bezeilen
  6. bezeilen
o.v.t.
  1. bezeilde
  2. bezeilde
  3. bezeilde
  4. bezeilden
  5. bezeilden
  6. bezeilden
v.t.t.
  1. heb bezeild
  2. hebt bezeild
  3. heeft bezeild
  4. hebben bezeild
  5. hebben bezeild
  6. hebben bezeild
v.v.t.
  1. had bezeild
  2. had bezeild
  3. had bezeild
  4. hadden bezeild
  5. hadden bezeild
  6. hadden bezeild
o.t.t.t.
  1. zal bezeilen
  2. zult bezeilen
  3. zal bezeilen
  4. zullen bezeilen
  5. zullen bezeilen
  6. zullen bezeilen
o.v.t.t.
  1. zou bezeilen
  2. zou bezeilen
  3. zou bezeilen
  4. zouden bezeilen
  5. zouden bezeilen
  6. zouden bezeilen
diversen
  1. bezeil!
  2. bezeilt!
  3. bezeild
  4. bezeilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezeilen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besegla bezeilen bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bijsluiten; bijvoegen; goedkeuren; homologeren; insluiten; toevoegen