Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bijschenken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijschenken (Nederlands) in het Zweeds

bijschenken:

bijschenken werkwoord (schenk bij, schenkt bij, schonk bij, schonken bij, bijgeschonken)

  1. bijschenken (bijvullen; bijtanken)
    fylla på; fylla tanken
    • fylla på werkwoord (fyller på, fyllde på, fyllt på)
    • fylla tanken werkwoord (fyller tanken, fyllde tanken, fyllt tanken)

Conjugations for bijschenken:

o.t.t.
  1. schenk bij
  2. schenkt bij
  3. schenkt bij
  4. schenken bij
  5. schenken bij
  6. schenken bij
o.v.t.
  1. schonk bij
  2. schonk bij
  3. schonk bij
  4. schonken bij
  5. schonken bij
  6. schonken bij
v.t.t.
  1. heb bijgeschonken
  2. hebt bijgeschonken
  3. heeft bijgeschonken
  4. hebben bijgeschonken
  5. hebben bijgeschonken
  6. hebben bijgeschonken
v.v.t.
  1. had bijgeschonken
  2. had bijgeschonken
  3. had bijgeschonken
  4. hadden bijgeschonken
  5. hadden bijgeschonken
  6. hadden bijgeschonken
o.t.t.t.
  1. zal bijschenken
  2. zult bijschenken
  3. zal bijschenken
  4. zullen bijschenken
  5. zullen bijschenken
  6. zullen bijschenken
o.v.t.t.
  1. zou bijschenken
  2. zou bijschenken
  3. zou bijschenken
  4. zouden bijschenken
  5. zouden bijschenken
  6. zouden bijschenken
diversen
  1. schenk bij!
  2. schenkt bij!
  3. bijgeschonken
  4. bijschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bijschenken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fylla på aanplempen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fylla på bijschenken; bijtanken; bijvullen
fylla tanken bijschenken; bijtanken; bijvullen