Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. component:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor component (Nederlands) in het Zweeds

component:

component [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de component (basisbestanddeel; onderdeel; deel; )
    element; del; beståndsdel; ingrediens
  2. de component

Vertaal Matrix voor component:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beståndsdel basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
del basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk aandeel; brokje; deel; deeltje; eindje; fractie; fragmentje; gedeelte; klein stukje; label; onderdeeltje; part; partje; plakje; portie; schijfje; segment; snippertje; stuk; stukje
element basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk element; koelmantel; radiateur; radiator
ingrediens basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
registreringsdatafil component

Verwante woorden van "component":

  • componenten