Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. cureren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor cureren (Nederlands) in het Zweeds

cureren:

cureren werkwoord (cureer, cureert, cureerde, cureerden, gecureerd)

  1. cureren (genezen)
    kurera; hela; bota
    • kurera werkwoord (kurerar, kurerade, kurerat)
    • hela werkwoord (helar, helade, helat)
    • bota werkwoord (botar, botade, botat)

Conjugations for cureren:

o.t.t.
  1. cureer
  2. cureert
  3. cureert
  4. cureren
  5. cureren
  6. cureren
o.v.t.
  1. cureerde
  2. cureerde
  3. cureerde
  4. cureerden
  5. cureerden
  6. cureerden
v.t.t.
  1. heb gecureerd
  2. hebt gecureerd
  3. heeft gecureerd
  4. hebben gecureerd
  5. hebben gecureerd
  6. hebben gecureerd
v.v.t.
  1. had gecureerd
  2. had gecureerd
  3. had gecureerd
  4. hadden gecureerd
  5. hadden gecureerd
  6. hadden gecureerd
o.t.t.t.
  1. zal cureren
  2. zult cureren
  3. zal cureren
  4. zullen cureren
  5. zullen cureren
  6. zullen cureren
o.v.t.t.
  1. zou cureren
  2. zou cureren
  3. zou cureren
  4. zouden cureren
  5. zouden cureren
  6. zouden cureren
diversen
  1. cureer!
  2. cureert!
  3. gecureerd
  4. curerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor cureren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bota cureren; genezen gezond maken; kaken; uitsnijden; verstellen; vis kaken
hela cureren; genezen
kurera cureren; genezen gezond maken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hela gehele

Wiktionary: cureren


Cross Translation:
FromToVia
cureren hela guérirdélivrer d’un mal physique.
cureren hela guérir — Se délivrer d’un mal physique.
cureren ansa; sköta; vårda soigneravoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.