Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. desillusioneren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor desillusioneren (Nederlands) in het Zweeds

desillusioneren:

desillusioneren werkwoord (desillusioneer, desillusioneert, desillusioneerde, desillusioneerden, gedesillusioneerd)

  1. desillusioneren
    desillusionera
    • desillusionera werkwoord (desillusionerar, desillusionerade, desillusionerat)

Conjugations for desillusioneren:

o.t.t.
  1. desillusioneer
  2. desillusioneert
  3. desillusioneert
  4. desillusioneren
  5. desillusioneren
  6. desillusioneren
o.v.t.
  1. desillusioneerde
  2. desillusioneerde
  3. desillusioneerde
  4. desillusioneerden
  5. desillusioneerden
  6. desillusioneerden
v.t.t.
  1. heb gedesillusioneerd
  2. hebt gedesillusioneerd
  3. heeft gedesillusioneerd
  4. hebben gedesillusioneerd
  5. hebben gedesillusioneerd
  6. hebben gedesillusioneerd
v.v.t.
  1. had gedesillusioneerd
  2. had gedesillusioneerd
  3. had gedesillusioneerd
  4. hadden gedesillusioneerd
  5. hadden gedesillusioneerd
  6. hadden gedesillusioneerd
o.t.t.t.
  1. zal desillusioneren
  2. zult desillusioneren
  3. zal desillusioneren
  4. zullen desillusioneren
  5. zullen desillusioneren
  6. zullen desillusioneren
o.v.t.t.
  1. zou desillusioneren
  2. zou desillusioneren
  3. zou desillusioneren
  4. zouden desillusioneren
  5. zouden desillusioneren
  6. zouden desillusioneren
en verder
  1. ben gedesillusioneerd
  2. bent gedesillusioneerd
  3. is gedesillusioneerd
  4. zijn gedesillusioneerd
  5. zijn gedesillusioneerd
  6. zijn gedesillusioneerd
diversen
  1. desillusioneer!
  2. desillusioneert!
  3. gedesillusioneerd
  4. desillusionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor desillusioneren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desillusionera desillusioneren afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen