Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. discipel:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor discipel (Nederlands) in het Zweeds

discipel:

discipel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de discipel (volgeling; aanhanger; navolger; volger)
    anhängare; lärjunge

Vertaal Matrix voor discipel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhängare aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger aanhanger; discipelen; fan; medestanders; partijgangers; supporter; volgelinge; volgelingen
lärjunge aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger leerling; scholier; volgelinge

Verwante woorden van "discipel":