Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. distantiëren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor distantiëren (Nederlands) in het Zweeds

distantiëren:

distantiëren werkwoord (distantieer, distantieert, distantieerde, distantieerden, gedistantieerd)

  1. distantiëren
    hålla isär; ta avstånd ifrån
    • hålla isär werkwoord (håller isär, höll isär, hållit isär)
    • ta avstånd ifrån werkwoord (tar avstånd ifrån, tog avstånd ifrån, tagit avstånd ifrån)

Conjugations for distantiëren:

o.t.t.
  1. distantieer
  2. distantieert
  3. distantieert
  4. distantiëren
  5. distantiëren
  6. distantiëren
o.v.t.
  1. distantieerde
  2. distantieerde
  3. distantieerde
  4. distantieerden
  5. distantieerden
  6. distantieerden
v.t.t.
  1. heb gedistantieerd
  2. hebt gedistantieerd
  3. heeft gedistantieerd
  4. hebben gedistantieerd
  5. hebben gedistantieerd
  6. hebben gedistantieerd
v.v.t.
  1. had gedistantieerd
  2. had gedistantieerd
  3. had gedistantieerd
  4. hadden gedistantieerd
  5. hadden gedistantieerd
  6. hadden gedistantieerd
o.t.t.t.
  1. zal distantiëren
  2. zult distantiëren
  3. zal distantiëren
  4. zullen distantiëren
  5. zullen distantiëren
  6. zullen distantiëren
o.v.t.t.
  1. zou distantiëren
  2. zou distantiëren
  3. zou distantiëren
  4. zouden distantiëren
  5. zouden distantiëren
  6. zouden distantiëren
diversen
  1. distantieer!
  2. distantieert!
  3. gedistantieerd
  4. distantiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor distantiëren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hålla isär distantiëren onderscheid maken; onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
ta avstånd ifrån distantiëren onteigenen

Computer vertaling door derden: