Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Vertaal douchen

Vertaal douchen van Nederlands naar Zweeds

Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. douchen:
  2. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor douchen (Nederlands) in het Zweeds

douchen:

douchen werkwoord (douch, doucht, douchte, douchten, gedoucht)

  1. douchen
    duscha; ta en dusch
    • duscha werkwoord (duschar, duschade, duschat)
    • ta en dusch werkwoord (tar en dusch, tog en dusch, tagit en dusch)

Conjugations for douchen:

o.t.t.
  1. douch
  2. doucht
  3. doucht
  4. douchen
  5. douchen
  6. douchen
o.v.t.
  1. douchte
  2. douchte
  3. douchte
  4. douchten
  5. douchten
  6. douchten
v.t.t.
  1. heb gedoucht
  2. hebt gedoucht
  3. heeft gedoucht
  4. hebben gedoucht
  5. hebben gedoucht
  6. hebben gedoucht
v.v.t.
  1. had gedoucht
  2. had gedoucht
  3. had gedoucht
  4. hadden gedoucht
  5. hadden gedoucht
  6. hadden gedoucht
o.t.t.t.
  1. zal douchen
  2. zult douchen
  3. zal douchen
  4. zullen douchen
  5. zullen douchen
  6. zullen douchen
o.v.t.t.
  1. zou douchen
  2. zou douchen
  3. zou douchen
  4. zouden douchen
  5. zouden douchen
  6. zouden douchen
diversen
  1. douch!
  2. doucht!
  5. gedoucht
  6. douchend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor douchen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duscha douchen
ta en dusch douchen

Wiktionary: douchen

Cross Translation:
FromToVia
• douchen → duscha ↔ duschen — sich oder jemanden anders mithilfe einer Brause meist zu Reinigungszwecken mit Wasser berieseln
• douchen → duscha ↔ shower — to bathe using a shower







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0160 seconde
Page rendered in 1.0 seconds