Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. een fout maken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor een fout maken (Nederlands) in het Zweeds

een fout maken:

een fout maken werkwoord (maak een fout, maakt een fout, maakte een fout, maakten een fout, een fout gemaakt)

  1. een fout maken (zich vergissen)
    göra ett misstag
    • göra ett misstag werkwoord (gör ett misstag, gjorde ett misstag, gjort ett misstag)

Conjugations for een fout maken:

o.t.t.
  1. maak een fout
  2. maakt een fout
  3. maakt een fout
  4. maken een fout
  5. maken een fout
  6. maken een fout
o.v.t.
  1. maakte een fout
  2. maakte een fout
  3. maakte een fout
  4. maakten een fout
  5. maakten een fout
  6. maakten een fout
v.t.t.
  1. heb een fout gemaakt
  2. hebt een fout gemaakt
  3. heeft een fout gemaakt
  4. hebben een fout gemaakt
  5. hebben een fout gemaakt
  6. hebben een fout gemaakt
v.v.t.
  1. had een fout gemaakt
  2. had een fout gemaakt
  3. had een fout gemaakt
  4. hadden een fout gemaakt
  5. hadden een fout gemaakt
  6. hadden een fout gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal een fout maken
  2. zult een fout maken
  3. zal een fout maken
  4. zullen een fout maken
  5. zullen een fout maken
  6. zullen een fout maken
o.v.t.t.
  1. zou een fout maken
  2. zou een fout maken
  3. zou een fout maken
  4. zouden een fout maken
  5. zouden een fout maken
  6. zouden een fout maken
diversen
  1. maak een fout!
  2. maakt een fout!
  3. een fout gemaakt
  4. een fout makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor een fout maken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
göra ett misstag een fout maken; zich vergissen

Wiktionary: een fout maken


Cross Translation:
FromToVia
een fout maken misstag; begå; missta mistake — To make an error

Verwante vertalingen van een fout maken