Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. emmeren:
  2. emmer:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor emmeren (Nederlands) in het Zweeds

emmeren:

emmeren werkwoord

  1. emmeren
    gnälla; gny
    • gnälla werkwoord (gnäller, gnällde, gnällt)
    • gny werkwoord (gnyr, gnydde, gnytt)

Vertaal Matrix voor emmeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gny emmeren
gnälla emmeren brommen; brullen; gillen; janken; kankeren; kermen; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; temen; zemelen; zich beklagen

Verwante woorden van "emmeren":


Wiktionary: emmeren


Cross Translation:
FromToVia
emmeren gnälla; klaga; gnata nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern

emmer:

emmer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de emmer (vat; barrel; ton; )
    hink; fat
    • hink [-en] zelfstandig naamwoord
    • fat [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor emmer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fat bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat bassin; bekken; theeschoteltje; waterbekken
hink bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat schepemmers

Verwante woorden van "emmer":

  • emmeren, emmers, emmertje, emmertjes

Wiktionary: emmer


Cross Translation:
FromToVia
emmer hink; spann; ämbar bucket — container
emmer hink bucket — amount held in this container
emmer skål; stop; ; urna; kista; lår; färja bac — Traductions à trier suivant le sens
emmer skål; stop; ; urna; kar baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.