Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. factuur:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor factuur (Nederlands) in het Zweeds

factuur:

factuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de factuur (rekening; nota)
    – papier waar op staat wat je hebt ontvangen en wat je moet betalen 1
    faktura
    • faktura [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor factuur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faktura factuur; nota; rekening
- nota; rekening

Verwante woorden van "factuur":

  • facturen, factuurtje, factuurtjes

Synoniemen voor "factuur":


Verwante definities voor "factuur":

  1. papier waar op staat wat je hebt ontvangen en wat je moet betalen1
    • deze factuur heb ik al betaald1

Wiktionary: factuur

factuur
noun
  1. een document met een beschrijving van goederen die een bedrijf (aan een ander bedrijf) geleverd heeft

Cross Translation:
FromToVia
factuur räkning; faktura invoice — bill
factuur faktura facture — Pièce comptable