Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gepensioneerd:
  2. pensioneren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gepensioneerd (Nederlands) in het Zweeds

gepensioneerd:

gepensioneerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gepensioneerd (gewezen; rustend)
    pensionerat; tillbakadragen; tillbakadraget

Vertaal Matrix voor gepensioneerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pensionerat gepensioneerd; gewezen; rustend gewezen; met emeritaat; rustend
tillbakadragen gepensioneerd; gewezen; rustend alleenlevend; bedeesd; beschroomd; bleu; kopschuw; schroomvallig; schuchter; schuw; solitair; timide; verlegen
tillbakadraget gepensioneerd; gewezen; rustend kopschuw; schuw

gepensioneerd vorm van pensioneren:

pensioneren werkwoord (pensioneer, pensioneert, pensioneerde, pensioneerden, gepensioneerd)

  1. pensioneren
    pensionera
    • pensionera werkwoord (pensionerar, pensionerade, pensionerat)

Conjugations for pensioneren:

o.t.t.
  1. pensioneer
  2. pensioneert
  3. pensioneert
  4. pensioneren
  5. pensioneren
  6. pensioneren
o.v.t.
  1. pensioneerde
  2. pensioneerde
  3. pensioneerde
  4. pensioneerden
  5. pensioneerden
  6. pensioneerden
v.t.t.
  1. ben gepensioneerd
  2. bent gepensioneerd
  3. is gepensioneerd
  4. zijn gepensioneerd
  5. zijn gepensioneerd
  6. zijn gepensioneerd
v.v.t.
  1. was gepensioneerd
  2. was gepensioneerd
  3. was gepensioneerd
  4. waren gepensioneerd
  5. waren gepensioneerd
  6. waren gepensioneerd
o.t.t.t.
  1. zal pensioneren
  2. zult pensioneren
  3. zal pensioneren
  4. zullen pensioneren
  5. zullen pensioneren
  6. zullen pensioneren
o.v.t.t.
  1. zou pensioneren
  2. zou pensioneren
  3. zou pensioneren
  4. zouden pensioneren
  5. zouden pensioneren
  6. zouden pensioneren
diversen
  1. pensioneer!
  2. pensioneert!
  3. gepensioneerd
  4. pensionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pensioneren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pensionera pensioneren