Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gepleegd:
  2. plegen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gepleegd (Nederlands) in het Zweeds

gepleegd:


plegen:

plegen werkwoord (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)

  1. plegen
    begå; föröva
    • begå werkwoord (begår, begick, begått)
    • föröva werkwoord (förövar, förövade, förövat)

Conjugations for plegen:

o.t.t.
  1. pleeg
  2. pleegt
  3. pleegt
  4. plegen
  5. plegen
  6. plegen
o.v.t.
  1. pleegde
  2. pleegde
  3. pleegde
  4. pleegden
  5. pleegden
  6. pleegden
v.t.t.
  1. heb gepleegd
  2. hebt gepleegd
  3. heeft gepleegd
  4. hebben gepleegd
  5. hebben gepleegd
  6. hebben gepleegd
v.v.t.
  1. had gepleegd
  2. had gepleegd
  3. had gepleegd
  4. hadden gepleegd
  5. hadden gepleegd
  6. hadden gepleegd
o.t.t.t.
  1. zal plegen
  2. zult plegen
  3. zal plegen
  4. zullen plegen
  5. zullen plegen
  6. zullen plegen
o.v.t.t.
  1. zou plegen
  2. zou plegen
  3. zou plegen
  4. zouden plegen
  5. zouden plegen
  6. zouden plegen
en verder
  1. is gepleegd
  2. zijn gepleegd
diversen
  1. pleeg!
  2. pleegt!
  3. gepleegd
  4. plegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor plegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begå plegen begaan; per ongeluk doen
föröva plegen begaan; per ongeluk doen

Verwante definities voor "plegen":

  1. het doen1
    • hij heeft een moord gepleegd1

Wiktionary: plegen

plegen
verb
  1. een gewoonlijk verboden handeling uitvoeren
  2. gewoon zijn, vaak doen

Cross Translation:
FromToVia
plegen sköta pflegen — zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln
plegen underhålla; upprätthålla pflegen — über etwas verfügen