Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. glimlach:
  2. glimlachen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor glimlach (Nederlands) in het Zweeds

glimlach:

glimlach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de glimlach (lachje; glimlachje)
    grin
    • grin [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor glimlach:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grin glimlach; glimlachje; lachje gegrijns

Verwante woorden van "glimlach":


Wiktionary: glimlach


Cross Translation:
FromToVia
glimlach leende Lächeln — der Vorgang, bei dem lächeln wird
glimlach leende Lächeln — das Ergebnis von [1]
glimlach leende smile — a happy face expression using mouth, but without producing voice
glimlach leende; småleende sourireaction de sourire ou son résultat.

glimlach vorm van glimlachen:

glimlachen werkwoord (glimlach, glimlacht, glimlachte, glimlachten, geglimlacht)

  1. glimlachen (grijnzen)
    le
    • le werkwoord (ler, log, lett)

Conjugations for glimlachen:

o.t.t.
  1. glimlach
  2. glimlacht
  3. glimlacht
  4. glimlachen
  5. glimlachen
  6. glimlachen
o.v.t.
  1. glimlachte
  2. glimlachte
  3. glimlachte
  4. glimlachten
  5. glimlachten
  6. glimlachten
v.t.t.
  1. heb geglimlacht
  2. hebt geglimlacht
  3. heeft geglimlacht
  4. hebben geglimlacht
  5. hebben geglimlacht
  6. hebben geglimlacht
v.v.t.
  1. had geglimlacht
  2. had geglimlacht
  3. had geglimlacht
  4. hadden geglimlacht
  5. hadden geglimlacht
  6. hadden geglimlacht
o.t.t.t.
  1. zal glimlachen
  2. zult glimlachen
  3. zal glimlachen
  4. zullen glimlachen
  5. zullen glimlachen
  6. zullen glimlachen
o.v.t.t.
  1. zou glimlachen
  2. zou glimlachen
  3. zou glimlachen
  4. zouden glimlachen
  5. zouden glimlachen
  6. zouden glimlachen
diversen
  1. glimlach!
  2. glimlacht!
  3. geglimlacht
  4. glimlachend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor glimlachen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
le glimlachen; grijnzen

Verwante woorden van "glimlachen":


Verwante definities voor "glimlachen":

  1. een lachend gezicht trekken en geen geluid maken1
    • het meisje glimlachte flauwtjes1

Wiktionary: glimlachen

glimlachen
verb
  1. zacht onhoorbaar lachen
    • glimlachenle

Cross Translation:
FromToVia
glimlachen le lächeln — die Mundwinkel nach oben zu einem Grinsen ziehen und dabei (oft oder selten, je nach Person) den Mund leicht öffnen, wodurch man die Zahn sehen kann
glimlachen le smile — to have a smile on one's face
glimlachen le sourirerire sans éclat, par un léger mouvement de la bouche et du visage.

Computer vertaling door derden: