Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. harmoniëren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor harmoniëren (Nederlands) in het Zweeds

harmoniëren:

harmoniëren werkwoord (harmonieer, harmonieert, harmonieerde, harmonieerden, geharmonieerd)

  1. harmoniëren (een harmonieus geheel vormen; samenstemmen; overeenstemmen)
    harmoniera; bilda en harmonisk enhet
    • harmoniera werkwoord (harmoniar, harmoniade, harmonierat)
    • bilda en harmonisk enhet werkwoord (bildar en harmonisk enhet, bildade en harmonisk enhet, bildat en harmonisk enhet)

Conjugations for harmoniëren:

o.t.t.
  1. harmonieer
  2. harmonieert
  3. harmonieert
  4. harmoniëren
  5. harmoniëren
  6. harmoniëren
o.v.t.
  1. harmonieerde
  2. harmonieerde
  3. harmonieerde
  4. harmonieerden
  5. harmonieerden
  6. harmonieerden
v.t.t.
  1. heb geharmonieerd
  2. hebt geharmonieerd
  3. heeft geharmonieerd
  4. hebben geharmonieerd
  5. hebben geharmonieerd
  6. hebben geharmonieerd
v.v.t.
  1. had geharmonieerd
  2. had geharmonieerd
  3. had geharmonieerd
  4. hadden geharmonieerd
  5. hadden geharmonieerd
  6. hadden geharmonieerd
o.t.t.t.
  1. zal harmoniëren
  2. zult harmoniëren
  3. zal harmoniëren
  4. zullen harmoniëren
  5. zullen harmoniëren
  6. zullen harmoniëren
o.v.t.t.
  1. zou harmoniëren
  2. zou harmoniëren
  3. zou harmoniëren
  4. zouden harmoniëren
  5. zouden harmoniëren
  6. zouden harmoniëren
diversen
  1. harmonieer!
  2. harmonieert!
  3. geharmonieerd
  4. harmoniërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor harmoniëren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bilda en harmonisk enhet een harmonieus geheel vormen; harmoniëren; overeenstemmen; samenstemmen
harmoniera een harmonieus geheel vormen; harmoniëren; overeenstemmen; samenstemmen