Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. help:
  2. helpen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor help (Nederlands) in het Zweeds

help:

help bijvoeglijk naamwoord

  1. help
    hjälp
    • hjälp bijvoeglijk naamwoord

help

  1. help (online-Help)
    hjälp; direkthjälp

Vertaal Matrix voor help:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälp help; online-Help assistentie; behoeftigheid; bijstand; dienstbetoon; handreiking; hulp; hulpbehoevendheid; hulpbetoon; hulpje; hulpverlening; knecht; medewerking; ondersteuning; steun; support
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
direkthjälp help; online-Help
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälp stimulans
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälp help

Verwante woorden van "help":

  • helpe

helpen:

helpen werkwoord (help, helpt, hielp, hielpen, geholpen)

  1. helpen (assisteren; ondersteunen; seconderen; )
    hjälpa; stödja; ge bistånd; assistera
    • hjälpa werkwoord (hjälpar, hjälpade, hjälpat)
    • stödja werkwoord (stöder, stödde, stött)
    • ge bistånd werkwoord (ger bistånd, gav bistånd, givit bistånd)
    • assistera werkwoord (assisterar, assisterade, assisterat)
  2. helpen (promoten; avanceren)
    pussa; puffa; befordra; hjälpa; avancera
    • pussa werkwoord
    • puffa werkwoord (puffar, puffade, puffat)
    • befordra werkwoord (befordrar, befordrade, befordrat)
    • hjälpa werkwoord (hjälpar, hjälpade, hjälpat)
    • avancera werkwoord (avancerar, avancerade, avancerat)
  3. helpen (liefdadigheids werk doen; weldoen; goeddoen)
    vara medmänsklig mot

Conjugations for helpen:

o.t.t.
  1. help
  2. helpt
  3. helpt
  4. helpen
  5. helpen
  6. helpen
o.v.t.
  1. hielp
  2. hielp
  3. hielp
  4. hielpen
  5. hielpen
  6. hielpen
v.t.t.
  1. heb geholpen
  2. hebt geholpen
  3. heeft geholpen
  4. hebben geholpen
  5. hebben geholpen
  6. hebben geholpen
v.v.t.
  1. had geholpen
  2. had geholpen
  3. had geholpen
  4. hadden geholpen
  5. hadden geholpen
  6. hadden geholpen
o.t.t.t.
  1. zal helpen
  2. zult helpen
  3. zal helpen
  4. zullen helpen
  5. zullen helpen
  6. zullen helpen
o.v.t.t.
  1. zou helpen
  2. zou helpen
  3. zou helpen
  4. zouden helpen
  5. zouden helpen
  6. zouden helpen
en verder
  1. ben geholpen
  2. bent geholpen
  3. is geholpen
  4. zijn geholpen
  5. zijn geholpen
  6. zijn geholpen
diversen
  1. help!
  2. helpt!
  3. geholpen
  4. helpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor helpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälpa hulpverlenen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistera assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; bijdragen; handreiken; meehelpen
avancera avanceren; helpen; promoten bevorderd worden; hogerop komen; naderen; tegemoetkomen; toenaderen; voorschieten; voorwaarts gaan; zich opwerken
befordra avanceren; helpen; promoten iemand begunstigen; iets transporteren; naar voren plaatsen; transporteren; vervoeren; vervroegen; voorschuiven; voortrekken; vroeger uitvoeren dan gepland
ge bistånd assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
hjälpa assisteren; avanceren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; promoten; seconderen; weldoen assisteren; behulpzaam zijn; bijdragen; bijspringen; gedienstig zijn; handreiken; meedenken; meehelpen
puffa avanceren; helpen; promoten dringen; duwen
pussa avanceren; helpen; promoten aanduwen
stödja assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen ondersteunen; rugsteunen; steunen; subsidiëren
vara medmänsklig mot goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen

Synoniemen voor "helpen":


Verwante definities voor "helpen":

  1. gunstige gevolgen hebben1
    • een aspirientje helpt tegen de hoofdpijn1
  2. ervoor zorgen dat hij het krijgt1
    • ik heb hem aan een baan geholpen1
  3. er schuld aan hebben1
    • ik kan het niet helpen dat ik te laat ben1
  4. iemand van dienst zijn1
    • zij helpt mijn moeder in de huishouding1
  5. in een winkel bedienen1
    • kan ik u helpen?1

Wiktionary: helpen

helpen
verb
  1. iemand bijstaan

Cross Translation:
FromToVia
helpen bistå aid — to support
helpen ledsaga; hjälpa hand — to lead, guide, or assist with the hand
helpen hjälpa help — transitive: provide assistance to (someone or something)
helpen hjälpa helfen — (mit Dativ) jemandem das Tun einer Sache durch Übernehmen bestimmter Teile ermöglichen oder erleichtern
helpen biträda; hjälpa aiderfaciliter l’accomplissement d’une action.
helpen biträda; hjälpa secouriraider ; courir à l’aide de quelqu’un ; prêter assistance à qui en avoir besoin de.