Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hinkelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hinkelen (Nederlands) in het Zweeds

hinkelen:

hinkelen werkwoord (hinkel, hinkelt, hinkelde, hinkelden, gehinkeld)

  1. hinkelen (hinken)
    hoppa
    • hoppa werkwoord (hoppar, hoppade, hoppat)

Conjugations for hinkelen:

o.t.t.
  1. hinkel
  2. hinkelt
  3. hinkelt
  4. hinkelen
  5. hinkelen
  6. hinkelen
o.v.t.
  1. hinkelde
  2. hinkelde
  3. hinkelde
  4. hinkelden
  5. hinkelden
  6. hinkelden
v.t.t.
  1. heb gehinkeld
  2. hebt gehinkeld
  3. heeft gehinkeld
  4. hebben gehinkeld
  5. hebben gehinkeld
  6. hebben gehinkeld
v.v.t.
  1. had gehinkeld
  2. had gehinkeld
  3. had gehinkeld
  4. hadden gehinkeld
  5. hadden gehinkeld
  6. hadden gehinkeld
o.t.t.t.
  1. zal hinkelen
  2. zult hinkelen
  3. zal hinkelen
  4. zullen hinkelen
  5. zullen hinkelen
  6. zullen hinkelen
o.v.t.t.
  1. zou hinkelen
  2. zou hinkelen
  3. zou hinkelen
  4. zouden hinkelen
  5. zouden hinkelen
  6. zouden hinkelen
diversen
  1. hinkel!
  2. hinkelt!
  3. gehinkeld
  4. hinkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hinkelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoppa sprongetje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoppa hinkelen; hinken bokspringen; een sprongetje maken; hoppen; springen; touwtjespringen

Wiktionary: hinkelen


Cross Translation:
FromToVia
hinkelen hoppa; skutta skip — To move by hopping on alternate feet