Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. impregneren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor impregneren (Nederlands) in het Zweeds

impregneren:

impregneren werkwoord (impregneer, impregneert, impregneerde, impregneerden, geïmpregneerd)

  1. impregneren (doordrenken)
    imprägnera
    • imprägnera werkwoord (imprägnerar, imprägnerade, imprägnerat)

Conjugations for impregneren:

o.t.t.
  1. impregneer
  2. impregneert
  3. impregneert
  4. impregneren
  5. impregneren
  6. impregneren
o.v.t.
  1. impregneerde
  2. impregneerde
  3. impregneerde
  4. impregneerden
  5. impregneerden
  6. impregneerden
v.t.t.
  1. heb geïmpregneerd
  2. hebt geïmpregneerd
  3. heeft geïmpregneerd
  4. hebben geïmpregneerd
  5. hebben geïmpregneerd
  6. hebben geïmpregneerd
v.v.t.
  1. had geïmpregneerd
  2. had geïmpregneerd
  3. had geïmpregneerd
  4. hadden geïmpregneerd
  5. hadden geïmpregneerd
  6. hadden geïmpregneerd
o.t.t.t.
  1. zal impregneren
  2. zult impregneren
  3. zal impregneren
  4. zullen impregneren
  5. zullen impregneren
  6. zullen impregneren
o.v.t.t.
  1. zou impregneren
  2. zou impregneren
  3. zou impregneren
  4. zouden impregneren
  5. zouden impregneren
  6. zouden impregneren
en verder
  1. is geïmpregneerd
  2. zijn geïmpregneerd
diversen
  1. impregneer!
  2. impregneert!
  3. geïmpregneerd
  4. impregnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor impregneren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imprägnera doordrenken; impregneren