Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inbijten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inbijten (Nederlands) in het Zweeds

inbijten:

inbijten werkwoord (bijt in, beet in, beten in, ingebeten)

  1. inbijten (invreten)
    angripa; erodera; äta sig in i; gröpa ur
    • angripa werkwoord (angriper, angrep, angripit)
    • erodera werkwoord (eroderar, eroderade, eroderat)
    • äta sig in i werkwoord (äter sig in i, åt sig in i, ätit sig in i)
    • gröpa ur werkwoord (gröper ur, gröpte ur, gröpt ur)

Conjugations for inbijten:

o.t.t.
  1. bijt in
  2. bijt in
  3. bijt in
  4. bijten in
  5. bijten in
  6. bijten in
o.v.t.
  1. beet in
  2. beet in
  3. beet in
  4. beten in
  5. beten in
  6. beten in
v.t.t.
  1. heb ingebeten
  2. hebt ingebeten
  3. heeft ingebeten
  4. hebben ingebeten
  5. hebben ingebeten
  6. hebben ingebeten
v.v.t.
  1. had ingebeten
  2. had ingebeten
  3. had ingebeten
  4. hadden ingebeten
  5. hadden ingebeten
  6. hadden ingebeten
o.t.t.t.
  1. zal inbijten
  2. zult inbijten
  3. zal inbijten
  4. zullen inbijten
  5. zullen inbijten
  6. zullen inbijten
o.v.t.t.
  1. zou inbijten
  2. zou inbijten
  3. zou inbijten
  4. zouden inbijten
  5. zouden inbijten
  6. zouden inbijten
en verder
  1. is ingebeten
diversen
  1. bijt in!
  2. bijt in!
  3. ingebeten
  4. inbijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inbijten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angripa inbijten; invreten aanranden; aanvallen; attaqueren; bestormen; iets bemachtigen; overvallen; te pakken krijgen; verkrijgen; vrouw aanranden
erodera inbijten; invreten eroderen; wegvreten
gröpa ur inbijten; invreten uithollen
äta sig in i inbijten; invreten