Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kapotwerken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kapotwerken (Nederlands) in het Zweeds

kapotwerken:

kapotwerken werkwoord (werk kapot, werkt kapot, werkte kapot, werkten kapot, kapot gewerkt)

  1. kapotwerken (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    jobba natt och dag; arbeta hårt; jobba ihjäl sig
    • jobba natt och dag werkwoord (jobbar natt och dag, jobbade natt och dag, jobbat natt och dag)
    • arbeta hårt werkwoord (arbetar hårt, arbetade hårt, arbetat hårt)
    • jobba ihjäl sig werkwoord (jobbar ihjäl sig, jobbade ihjäl sig, jobbat ihjäl sig)

Conjugations for kapotwerken:

o.t.t.
  1. werk kapot
  2. werkt kapot
  3. werkt kapot
  4. werken kapot
  5. werken kapot
  6. werken kapot
o.v.t.
  1. werkte kapot
  2. werkte kapot
  3. werkte kapot
  4. werkten kapot
  5. werkten kapot
  6. werkten kapot
v.t.t.
  1. ben kapot gewerkt
  2. bent kapot gewerkt
  3. is kapot gewerkt
  4. zijn kapot gewerkt
  5. zijn kapot gewerkt
  6. zijn kapot gewerkt
v.v.t.
  1. was kapot gewerkt
  2. was kapot gewerkt
  3. was kapot gewerkt
  4. waren kapot gewerkt
  5. waren kapot gewerkt
  6. waren kapot gewerkt
o.t.t.t.
  1. zal kapotwerken
  2. zult kapotwerken
  3. zal kapotwerken
  4. zullen kapotwerken
  5. zullen kapotwerken
  6. zullen kapotwerken
o.v.t.t.
  1. zou kapotwerken
  2. zou kapotwerken
  3. zou kapotwerken
  4. zouden kapotwerken
  5. zouden kapotwerken
  6. zouden kapotwerken
en verder
  1. heb mij kapot gewerkt
  2. hebt je kapot gewerkt
  3. heeft zich kapot gewerkt
  4. hebben ons kapot gewerkt
  5. hebben je kapot gewerkt
  6. hebben zich kapot gewerkt
diversen
  1. werk kapot!
  2. werkt kapot!
  3. kapot gewerkt
  4. kapotwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kapotwerken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arbeta hårt aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
jobba ihjäl sig aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
jobba natt och dag aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven