Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. klaren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klaren (Nederlands) in het Zweeds

klaren:

klaren werkwoord (klaar, klaart, klaarde, klaarden, geklaard)

  1. klaren (in orde maken; regelen; afdoen)
    fixa; göra i ordning
    • fixa werkwoord (fixar, fixade, fixat)
    • göra i ordning werkwoord (gör i ordning, gjorde i ordning, gjort i ordning)
  2. klaren (inklaren)
    förtulla bagage
    • förtulla bagage werkwoord (förtullar bagage, förtullade bagage, förtullat bagage)
  3. klaren (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; kuisen; louteren)
    uppklara; rensa
    • uppklara werkwoord (uppklarar, uppklarade, uppklarat)
    • rensa werkwoord (rensar, rensade, rensat)

Conjugations for klaren:

o.t.t.
  1. klaar
  2. klaart
  3. klaart
  4. klaren
  5. klaren
  6. klaren
o.v.t.
  1. klaarde
  2. klaarde
  3. klaarde
  4. klaarden
  5. klaarden
  6. klaarden
v.t.t.
  1. heb geklaard
  2. hebt geklaard
  3. heeft geklaard
  4. hebben geklaard
  5. hebben geklaard
  6. hebben geklaard
v.v.t.
  1. had geklaard
  2. had geklaard
  3. had geklaard
  4. hadden geklaard
  5. hadden geklaard
  6. hadden geklaard
o.t.t.t.
  1. zal klaren
  2. zult klaren
  3. zal klaren
  4. zullen klaren
  5. zullen klaren
  6. zullen klaren
o.v.t.t.
  1. zou klaren
  2. zou klaren
  3. zou klaren
  4. zouden klaren
  5. zouden klaren
  6. zouden klaren
diversen
  1. klaar!
  2. klaart!
  3. geklaard
  4. klarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klaren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fixa bevestiging; vastmaken
rensa schoonmaakbeurt; wegruimen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fixa afdoen; in orde maken; klaren; regelen fiksen; flikken; goedmaken; iets regelen; klaarspelen; klusje opknappen; klussen; rechtstrijken; rechtzetten; voor elkaar krijgen
förtulla bagage inklaren; klaren
göra i ordning afdoen; in orde maken; klaren; regelen bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; regelen; schikken; toebereiden
rensa in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen bergen; leeghalen; opruimen; opschonen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen; verrekenen
uppklara in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
rensa Opschonen