Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. knappend:
  2. knappen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knappend (Nederlands) in het Zweeds

knappend:

knappend bijvoeglijk naamwoord

  1. knappend
    frisk; kyligt; friskt; knaprig; sprött; knaprigt

Vertaal Matrix voor knappend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frisk knappend fris; frisjes; koel
friskt knappend blakend; fit; fris; frisjes; getraind; gezond; koel
knaprig knappend
knaprigt knappend
kyligt knappend afstandelijk; doodgemoedereerd; doodkalm; fris; gemoedereerd; guur; hard; hardvochtig; kil; koel; koeltjes; koud; kouwelijk; onbarmhartig; ongenadig
sprött knappend breekbaar; broos; bros; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak

knappend vorm van knappen:

knappen werkwoord (knap, knapt, knapte, knapten, geknapt)

  1. knappen
    knaka; spraka; braka; knastra
    • knaka werkwoord (knakar, knakade, knakat)
    • spraka werkwoord (sprakar, sprakade, sprakat)
    • braka werkwoord (brakar, brakade, brakat)
    • knastra werkwoord (knastrar, knastrade, knastrat)

Conjugations for knappen:

o.t.t.
  1. knap
  2. knapt
  3. knapt
  4. knappen
  5. knappen
  6. knappen
o.v.t.
  1. knapte
  2. knapte
  3. knapte
  4. knapten
  5. knapten
  6. knapten
v.t.t.
  1. ben geknapt
  2. bent geknapt
  3. is geknapt
  4. zijn geknapt
  5. zijn geknapt
  6. zijn geknapt
v.v.t.
  1. was geknapt
  2. was geknapt
  3. was geknapt
  4. waren geknapt
  5. waren geknapt
  6. waren geknapt
o.t.t.t.
  1. zal knappen
  2. zult knappen
  3. zal knappen
  4. zullen knappen
  5. zullen knappen
  6. zullen knappen
o.v.t.t.
  1. zou knappen
  2. zou knappen
  3. zou knappen
  4. zouden knappen
  5. zouden knappen
  6. zouden knappen
diversen
  1. knap!
  2. knapt!
  3. geknapt
  4. knappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor knappen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
braka knappen
knaka knappen
knastra knappen knapperen; knarsetanden; knetteren
spraka knappen flikkeren; flonkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen

Wiktionary: knappen


Cross Translation:
FromToVia
knappen knaka craquer — Traductions à trier suivant le sens