Nederlands
Uitgebreide vertaling voor konfijten (Nederlands) in het Zweeds
konfijten:
-
konfijten
Conjugations for konfijten:
o.t.t.
- konfijt
- konfijt
- konfijt
- konfijten
- konfijten
- konfijten
o.v.t.
- konfijtte
- konfijtte
- konfijtte
- konfijtten
- konfijtten
- konfijtten
v.t.t.
- heb gekonfijt
- hebt gekonfijt
- heeft gekonfijt
- hebben gekonfijt
- hebben gekonfijt
- hebben gekonfijt
v.v.t.
- had gekonfijt
- had gekonfijt
- had gekonfijt
- hadden gekonfijt
- hadden gekonfijt
- hadden gekonfijt
o.t.t.t.
- zal konfijten
- zult konfijten
- zal konfijten
- zullen konfijten
- zullen konfijten
- zullen konfijten
o.v.t.t.
- zou konfijten
- zou konfijten
- zou konfijten
- zouden konfijten
- zouden konfijten
- zouden konfijten
en verder
- is gekonfijt
diversen
- konfijt!
- konfijt!
- gekonfijt
- konfijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor konfijten:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| inkoka med socker | konfijten | |
| kandera | konfijten | |
| kristallisera | konfijten | kristalliseren |
Verwante woorden van "konfijten":
konfijten vorm van konfijt:
-
konfijt
Vertaal Matrix voor konfijt:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| godis | konfijt | kandij; lekkers; snoep; snoepgoed; snoepjes; suikergoed; suikerwerk; zoetigheid |
| marmelad | konfijt | jam; marmelade; vruchtengelei |
| sylt | konfijt | conserven; jam; marmelade; vruchtengelei |