Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. lastpak:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lastpak (Nederlands) in het Zweeds

lastpak:

lastpak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de lastpak (hinderlijk persoon; lastpost)
    elände; besvär; plåga; pest; otyg; olägenhet; bråkstake; oskick
    • elände [-ett] zelfstandig naamwoord
    • besvär [-ett] zelfstandig naamwoord
    • plåga [-en] zelfstandig naamwoord
    • pest [-en] zelfstandig naamwoord
    • otyg [-ett] zelfstandig naamwoord
    • olägenhet [-en] zelfstandig naamwoord
    • bråkstake [-en] zelfstandig naamwoord
    • oskick [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lastpak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besvär hinderlijk persoon; lastpak; lastpost ergernis; hinder; kwaal; last; leed; moeite; overlast; pijn; rompslomp; slepende ziekte; soesa; stoornis; veel gedoe
bråkstake hinderlijk persoon; lastpak; lastpost nozem
elände hinderlijk persoon; lastpak; lastpost armoede; barheid; ellende; ellendes; gebrek; kommer; kwel; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen
olägenhet hinderlijk persoon; lastpak; lastpost ergernis; hinder; keerzijde; last; lastigheid; moeite; ongemak; ongerief; overlast; schaduwzijde; soesa
oskick hinderlijk persoon; lastpak; lastpost
otyg hinderlijk persoon; lastpak; lastpost
pest hinderlijk persoon; lastpak; lastpost epidemie; pest; plaag
plåga hinderlijk persoon; lastpak; lastpost
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plåga folteren; harrewarren; koeioneren; kwellen; martelen; narren; pesten; pijnigen; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren; wegpesten
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
plåga kwelling

Verwante woorden van "lastpak":

  • lastpakken

Verwante definities voor "lastpak":

  1. iemand die je stoort of belemmert1
    • dat verwende kind is een echte lastpak1

Computer vertaling door derden: