Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. loeren:
  2. loer:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor loeren (Nederlands) in het Zweeds

loeren:

loeren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het loeren
    lömsk
    • lömsk zelfstandig naamwoord

loeren werkwoord (loer, loert, loerde, loerden, geloerd)

  1. loeren (scherp kijken)
    titta skarpt på
    • titta skarpt på werkwoord (tittar skarpt på, tittade skarpt på, tittat skarpt på)

Conjugations for loeren:

o.t.t.
  1. loer
  2. loert
  3. loert
  4. loeren
  5. loeren
  6. loeren
o.v.t.
  1. loerde
  2. loerde
  3. loerde
  4. loerden
  5. loerden
  6. loerden
v.t.t.
  1. heb geloerd
  2. hebt geloerd
  3. heeft geloerd
  4. hebben geloerd
  5. hebben geloerd
  6. hebben geloerd
v.v.t.
  1. had geloerd
  2. had geloerd
  3. had geloerd
  4. hadden geloerd
  5. hadden geloerd
  6. hadden geloerd
o.t.t.t.
  1. zal loeren
  2. zult loeren
  3. zal loeren
  4. zullen loeren
  5. zullen loeren
  6. zullen loeren
o.v.t.t.
  1. zou loeren
  2. zou loeren
  3. zou loeren
  4. zouden loeren
  5. zouden loeren
  6. zouden loeren
diversen
  1. loer!
  2. loert!
  3. geloerd
  4. loerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor loeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lömsk loeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
titta skarpt på loeren; scherp kijken
- gluren

Verwante woorden van "loeren":


loeren vorm van loer:

loer [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de loer (streek)
    trick
    • trick [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor loer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trick loer; streek foef; foefje; kneep; kneepje; kunstgreep; kunstje; list; maniertje; manoeuvre; slimheid; sluwe streek; truc; trucage

Verwante woorden van "loer":