Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. looien:
  2. looi:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor looien (Nederlands) in het Zweeds

looien:

looien werkwoord (looi, looit, looide, looiden, gelooid)

  1. looien (leerlooien; tanen)
    garva; sola
    • garva werkwoord (garvar, garvade, garvat)
    • sola werkwoord (solar, solade, solat)

Conjugations for looien:

o.t.t.
  1. looi
  2. looit
  3. looit
  4. looien
  5. looien
  6. looien
o.v.t.
  1. looide
  2. looide
  3. looide
  4. looiden
  5. looiden
  6. looiden
v.t.t.
  1. heb gelooid
  2. hebt gelooid
  3. heeft gelooid
  4. hebben gelooid
  5. hebben gelooid
  6. hebben gelooid
v.v.t.
  1. had gelooid
  2. had gelooid
  3. had gelooid
  4. hadden gelooid
  5. hadden gelooid
  6. hadden gelooid
o.t.t.t.
  1. zal looien
  2. zult looien
  3. zal looien
  4. zullen looien
  5. zullen looien
  6. zullen looien
o.v.t.t.
  1. zou looien
  2. zou looien
  3. zou looien
  4. zouden looien
  5. zouden looien
  6. zouden looien
en verder
  1. ben gelooid
  2. bent gelooid
  3. is gelooid
  4. zijn gelooid
  5. zijn gelooid
  6. zijn gelooid
diversen
  1. looi!
  2. looit!
  3. gelooid
  4. looiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor looien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
garva leerlooien; looien; tanen hinniken; lachen; paardegeluid maken; schateren
sola leerlooien; looien; tanen zonnen

Verwante woorden van "looien":


looien vorm van looi:

looi [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de looi
    eklut
    • eklut zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor looi:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eklut looi

Verwante woorden van "looi":