Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. losbreken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor losbreken (Nederlands) in het Zweeds

losbreken:

losbreken werkwoord (breek los, breekt los, brak los, braken los, losgebroken)

  1. losbreken (losbarsten)
    bryta ut; bryta sig fri; lösgöra sig
    • bryta ut werkwoord (bryter ut, bröt ut, brutit ut)
    • bryta sig fri werkwoord (bryter sig fri, bröt mig fri, brutit sig fri)
    • lösgöra sig werkwoord (lösgör sig, lösgörde sig, lösgjort sig)
  2. losbreken (zich met geweld losbreken)
    bryta ut; slita sig lös
    • bryta ut werkwoord (bryter ut, bröt ut, brutit ut)
    • slita sig lös werkwoord (sliter sig lös, slet mig lös, slitit sig lös)
  3. losbreken (openbreken; kraken)
    bryta upp
    • bryta upp werkwoord (bryter upp, bröt upp, brutit upp)

Conjugations for losbreken:

o.t.t.
  1. breek los
  2. breekt los
  3. breekt los
  4. breken los
  5. breken los
  6. breken los
o.v.t.
  1. brak los
  2. brak los
  3. brak los
  4. braken los
  5. braken los
  6. braken los
v.t.t.
  1. ben losgebroken
  2. bent losgebroken
  3. is losgebroken
  4. zijn losgebroken
  5. zijn losgebroken
  6. zijn losgebroken
v.v.t.
  1. was losgebroken
  2. was losgebroken
  3. was losgebroken
  4. waren losgebroken
  5. waren losgebroken
  6. waren losgebroken
o.t.t.t.
  1. zal losbreken
  2. zult losbreken
  3. zal losbreken
  4. zullen losbreken
  5. zullen losbreken
  6. zullen losbreken
o.v.t.t.
  1. zou losbreken
  2. zou losbreken
  3. zou losbreken
  4. zouden losbreken
  5. zouden losbreken
  6. zouden losbreken
diversen
  1. breek los!
  2. breekt los!
  3. losgebroken
  4. losbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor losbreken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta upp opbreken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta sig fri losbarsten; losbreken
bryta upp kraken; losbreken; openbreken afronden; completeren; gaan; heengaan; laatste gedeelte afmaken; opbreken; opensperren; opstappen; scheiden; uit elkaar gaan; uiteengaan; van elkaar gaan; vertrekken; weggaan
bryta ut losbarsten; losbreken; zich met geweld losbreken
lösgöra sig losbarsten; losbreken
slita sig lös losbreken; zich met geweld losbreken

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van losbreken