Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. manco:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor manco (Nederlands) in het Zweeds

manco:

manco [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het manco (gebrek; tekort)
    brist
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
  2. het manco (gebrek; zwakheid)
    spricka; bräcka
    • spricka [-en] zelfstandig naamwoord
    • bräcka [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor manco:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brist gebrek; manco; tekort behoefte; gebrek; gemis; krapte; kwaaltje; noodlijdendheid; nulvoorraad; ontstentenis; schaarsheid; schaarste; tekort; tekortkoming
bräcka gebrek; manco; zwakheid bres; gat; opening
spricka gebrek; manco; zwakheid barst; breuk; coryfee; crack; geweldenaar; kei; kiertje; kloof; krak; opening; rotsspleet; ruptuur; scheur; scheuring; spleet; tussenruimte; uitsparing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bräcka wrikken
spricka aan stukken springen; een krakend geluid maken; klieven; kloven; kraken; openhakken; splijten; splitsen; uiteensplijten

Wiktionary: manco


Cross Translation:
FromToVia
manco brist; lyte; saknad insuffisanceétat de ce qui est insuffisant.
manco brist; lyte; saknad manqueabsence, défaut, fait de manquer.
manco fråntagande; brist; lyte; saknad privationperte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.
manco brist; lyte; saknad vicedéfaut, imperfection grave qui rendre une personne ou une chose plus ou moins impropre à sa destination.