Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. maniertje:
  2. manier:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor maniertje (Nederlands) in het Zweeds

maniertje:

maniertje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het maniertje (truc; kunstje; foefje; kneep; kneepje)
    trick
    • trick [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor maniertje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trick foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc foef; kunstgreep; list; loer; manoeuvre; slimheid; sluwe streek; streek; truc; trucage

Verwante woorden van "maniertje":


maniertje vorm van manier:

manier [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de manier (methode; handelwijze; wijze; )
    sätt; metod
    • sätt [-ett] zelfstandig naamwoord
    • metod [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de manier (gedragswijze; gedrag; handelwijze; optreden)
    uppförande; beteende

Vertaal Matrix voor manier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beteende gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden fatsoen; gedrag; manieren; omgangsvormen
metod handelwijze; manier; methode; procedure; trant; wijs; wijze aanpak; arbeidsmethodiek; methode; werkmethode; werkwijze
sätt handelwijze; manier; methode; procedure; trant; wijs; wijze mode; trend
uppförande gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden fatsoen; geleidingsvermogen; manieren; omgangsvormen
- methode; wijze

Verwante woorden van "manier":


Synoniemen voor "manier":


Verwante definities voor "manier":

  1. hoe het gebeurt of hoe je het moet doen1
    • wat is de beste manier om een appel te schillen?1

Wiktionary: manier


Cross Translation:
FromToVia
manier sätt manner — way of performing or effecting; method or style
manier sätt; vis way — method
manier maner Maniernur Singular: Art und Weise, Stil, Eigenart
manier vis WeiseArt, Methode, Art und Weise
manier maner; sätt manièrefaçon dont une chose se produire.
manier sätt; metod; form mode — Manière de faire