Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. meemaken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor meemaken (Nederlands) in het Zweeds

meemaken:

meemaken werkwoord (maak mee, maakt mee, maakte mee, maakten mee, meegemaakt)

  1. meemaken
    uppleva; vara med om
    • uppleva werkwoord (upplever, upplevde, upplevt)
    • vara med om werkwoord (är med om, var med om, varit med om)

Conjugations for meemaken:

o.t.t.
  1. maak mee
  2. maakt mee
  3. maakt mee
  4. maken mee
  5. maken mee
  6. maken mee
o.v.t.
  1. maakte mee
  2. maakte mee
  3. maakte mee
  4. maakten mee
  5. maakten mee
  6. maakten mee
v.t.t.
  1. heb meegemaakt
  2. hebt meegemaakt
  3. heeft meegemaakt
  4. hebben meegemaakt
  5. hebben meegemaakt
  6. hebben meegemaakt
v.v.t.
  1. had meegemaakt
  2. had meegemaakt
  3. had meegemaakt
  4. hadden meegemaakt
  5. hadden meegemaakt
  6. hadden meegemaakt
o.t.t.t.
  1. zal meemaken
  2. zult meemaken
  3. zal meemaken
  4. zullen meemaken
  5. zullen meemaken
  6. zullen meemaken
o.v.t.t.
  1. zou meemaken
  2. zou meemaken
  3. zou meemaken
  4. zouden meemaken
  5. zouden meemaken
  6. zouden meemaken
diversen
  1. maak mee!
  2. maakt mee!
  3. meegemaakt
  4. meemakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor meemaken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uppleva meemaken beleven; ervaren; ervaren als; gewaarworden; ondervinden; voelen
vara med om meemaken
- beleven

Synoniemen voor "meemaken":


Verwante definities voor "meemaken":

  1. het ervaren van iets1
    • Pam maakt altijd spannende dingen mee1

Wiktionary: meemaken


Cross Translation:
FromToVia
meemaken uppleva experience — to observe or undergo

Verwante vertalingen van meemaken