Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. niet vast:
  2. vastnieten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor niet vast (Nederlands) in het Zweeds

niet vast:

niet vast bijvoeglijk naamwoord

  1. niet vast (los; verschuifbaar; verplaatsbaar)
    ospänd; slapp
  2. niet vast (los)
    lös; löst
    • lös bijvoeglijk naamwoord
    • löst bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor niet vast:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lös los; niet vast beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar
löst los; niet vast laks
ospänd los; niet vast; verplaatsbaar; verschuifbaar
slapp los; niet vast; verplaatsbaar; verschuifbaar laks

niet vast vorm van vastnieten:

vastnieten werkwoord (niet vast, niette vast, nietten vast, vastgeniet)

  1. vastnieten (nieten; aanhechten)
    häfta
    • häfta werkwoord (häftar, häftade, häftat)

Conjugations for vastnieten:

o.t.t.
  1. niet vast
  2. niet vast
  3. niet vast
  4. nieten vast
  5. nieten vast
  6. nieten vast
o.v.t.
  1. niette vast
  2. niette vast
  3. niette vast
  4. nietten vast
  5. nietten vast
  6. nietten vast
v.t.t.
  1. heb vastgeniet
  2. hebt vastgeniet
  3. heeft vastgeniet
  4. hebben vastgeniet
  5. hebben vastgeniet
  6. hebben vastgeniet
v.v.t.
  1. had vastgeniet
  2. had vastgeniet
  3. had vastgeniet
  4. hadden vastgeniet
  5. hadden vastgeniet
  6. hadden vastgeniet
o.t.t.t.
  1. zal vastnieten
  2. zult vastnieten
  3. zal vastnieten
  4. zullen vastnieten
  5. zullen vastnieten
  6. zullen vastnieten
o.v.t.t.
  1. zou vastnieten
  2. zou vastnieten
  3. zou vastnieten
  4. zouden vastnieten
  5. zouden vastnieten
  6. zouden vastnieten
en verder
  1. ben vastgeniet
  2. bent vastgeniet
  3. is vastgeniet
  4. zijn vastgeniet
  5. zijn vastgeniet
  6. zijn vastgeniet
diversen
  1. niet vast!
  2. niet vast!
  3. vastgeniet
  4. vastnietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vastnieten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
häfta aanhechten; nieten; vastnieten blijven steken; haperen; iets vastkleven; kleven; plakken; stokken; vastlijmen; vastlopen

Verwante vertalingen van niet vast