Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. normeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor normeren (Nederlands) in het Zweeds

normeren:

normeren werkwoord (normeer, normeert, normeerde, normeerden, genormeerd)

  1. normeren
    standardisera
    • standardisera werkwoord (standardiserar, standardiserade, standardiserat)

Conjugations for normeren:

o.t.t.
  1. normeer
  2. normeert
  3. normeert
  4. normeren
  5. normeren
  6. normeren
o.v.t.
  1. normeerde
  2. normeerde
  3. normeerde
  4. normeerden
  5. normeerden
  6. normeerden
v.t.t.
  1. heb genormeerd
  2. hebt genormeerd
  3. heeft genormeerd
  4. hebben genormeerd
  5. hebben genormeerd
  6. hebben genormeerd
v.v.t.
  1. had genormeerd
  2. had genormeerd
  3. had genormeerd
  4. hadden genormeerd
  5. hadden genormeerd
  6. hadden genormeerd
o.t.t.t.
  1. zal normeren
  2. zult normeren
  3. zal normeren
  4. zullen normeren
  5. zullen normeren
  6. zullen normeren
o.v.t.t.
  1. zou normeren
  2. zou normeren
  3. zou normeren
  4. zouden normeren
  5. zouden normeren
  6. zouden normeren
en verder
  1. is genormeerd
  2. zijn genormeerd
diversen
  1. normeer!
  2. normeert!
  3. genormeerd
  4. normerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor normeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
standardisera normeren norm bepalen; normaliseren; standaard aanbrengen; standaardiseren