Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. omleiden:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omleiden (Nederlands) in het Zweeds

omleiden:

omleiden werkwoord (leid om, leidt om, leidde om, leidden om, omgeleid)

  1. omleiden
    omleda
    • omleda werkwoord (omleder, omleddde, omlett)
  2. omleiden

Conjugations for omleiden:

o.t.t.
  1. leid om
  2. leidt om
  3. leidt om
  4. leiden om
  5. leiden om
  6. leiden om
o.v.t.
  1. leidde om
  2. leidde om
  3. leidde om
  4. leidden om
  5. leidden om
  6. leidden om
v.t.t.
  1. heb omgeleid
  2. hebt omgeleid
  3. heeft omgeleid
  4. hebben omgeleid
  5. hebben omgeleid
  6. hebben omgeleid
v.v.t.
  1. had omgeleid
  2. had omgeleid
  3. had omgeleid
  4. hadden omgeleid
  5. hadden omgeleid
  6. hadden omgeleid
o.t.t.t.
  1. zal omleiden
  2. zult omleiden
  3. zal omleiden
  4. zullen omleiden
  5. zullen omleiden
  6. zullen omleiden
o.v.t.t.
  1. zou omleiden
  2. zou omleiden
  3. zou omleiden
  4. zouden omleiden
  5. zouden omleiden
  6. zouden omleiden
en verder
  1. ben omgeleid
  2. bent omgeleid
  3. is omgeleid
  4. zijn omgeleid
  5. zijn omgeleid
  6. zijn omgeleid
diversen
  1. leid om!
  2. leidt om!
  3. omgeleid
  4. omleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omleiden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omdirigera omleiden
omleda omleiden

Wiktionary: omleiden


Cross Translation:
FromToVia
omleiden kanalisera channel — direct the flow