Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. oplaaien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oplaaien (Nederlands) in het Zweeds

oplaaien:

oplaaien werkwoord (laai op, laait op, laaide op, laaiden op, opgelaaid)

  1. oplaaien (opvlammen)
    brusa upp; slå ut i låga
    • brusa upp werkwoord (brusar upp, brusade upp, brusat upp)
    • slå ut i låga werkwoord (slår ut i låga, slog ut i låga, slagit ut i låga)

Conjugations for oplaaien:

o.t.t.
  1. laai op
  2. laait op
  3. laait op
  4. laaien op
  5. laaien op
  6. laaien op
o.v.t.
  1. laaide op
  2. laaide op
  3. laaide op
  4. laaiden op
  5. laaiden op
  6. laaiden op
v.t.t.
  1. ben opgelaaid
  2. bent opgelaaid
  3. is opgelaaid
  4. zijn opgelaaid
  5. zijn opgelaaid
  6. zijn opgelaaid
v.v.t.
  1. was opgelaaid
  2. was opgelaaid
  3. was opgelaaid
  4. waren opgelaaid
  5. waren opgelaaid
  6. waren opgelaaid
o.t.t.t.
  1. zal oplaaien
  2. zult oplaaien
  3. zal oplaaien
  4. zullen oplaaien
  5. zullen oplaaien
  6. zullen oplaaien
o.v.t.t.
  1. zou oplaaien
  2. zou oplaaien
  3. zou oplaaien
  4. zouden oplaaien
  5. zouden oplaaien
  6. zouden oplaaien
diversen
  1. laai op!
  2. laait op!
  3. opgelaaid
  4. oplaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor oplaaien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brusa upp driftig zijn; opstuiven; opvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brusa upp oplaaien; opvlammen
slå ut i låga oplaaien; opvlammen