Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. oprijzend:
  2. oprijzen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oprijzend (Nederlands) in het Zweeds

oprijzend:

oprijzend bijvoeglijk naamwoord

  1. oprijzend
    stigande

Vertaal Matrix voor oprijzend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stigande oprijzend bovenwaarts; klimmend; omhooggaand; oplopend; opstijgend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend

oprijzend vorm van oprijzen:

oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)

  1. oprijzen (rijzen)
    stiga upp; uppstå; uppkomma; framträda; härröra
    • stiga upp werkwoord (stiger upp, steg upp, stigit upp)
    • uppstå werkwoord (uppstår, uppstod, uppstått)
    • uppkomma werkwoord (uppkommer, uppkomm, uppkommit)
    • framträda werkwoord (framträder, framträdde, framträtt)
    • härröra werkwoord (härrörar, härrörade, härrörat)
  2. oprijzen (omhoogrijzen; rijzen)
    uppkomma
    • uppkomma werkwoord (uppkommer, uppkomm, uppkommit)

Conjugations for oprijzen:

o.t.t.
  1. rijs op
  2. rijst op
  3. rijst op
  4. rijzen op
  5. rijzen op
  6. rijzen op
o.v.t.
  1. rees op
  2. rees op
  3. rees op
  4. rezen op
  5. rezen op
  6. rezen op
v.t.t.
  1. ben opgerezen
  2. bent opgerezen
  3. is opgerezen
  4. zijn opgerezen
  5. zijn opgerezen
  6. zijn opgerezen
v.v.t.
  1. was opgerezen
  2. was opgerezen
  3. was opgerezen
  4. waren opgerezen
  5. waren opgerezen
  6. waren opgerezen
o.t.t.t.
  1. zal oprijzen
  2. zult oprijzen
  3. zal oprijzen
  4. zullen oprijzen
  5. zullen oprijzen
  6. zullen oprijzen
o.v.t.t.
  1. zou oprijzen
  2. zou oprijzen
  3. zou oprijzen
  4. zouden oprijzen
  5. zouden oprijzen
  6. zouden oprijzen
diversen
  1. rijs op!
  2. rijst op!
  3. opgerezen
  4. oprijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor oprijzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
framträda verschijnen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
framträda oprijzen; rijzen ontspinnen; tevoorschijnkomen; zichtbaar worden
härröra oprijzen; rijzen
stiga upp oprijzen; rijzen gaan staan; naar boven stappen; omhoogkomen; omhoogrijzen; opgaan; opstaan; opstijgen; opvliegen; rijzen
uppkomma omhoogrijzen; oprijzen; rijzen ontspinnen; ontstaan; spruiten; voortkomen; voortspruiten
uppstå oprijzen; rijzen ontspinnen; ontstaan; spruiten; voortkomen; voortspruiten