Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. opvoeren:
  2. opvaren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opvoeren (Nederlands) in het Zweeds

opvoeren:

opvoeren werkwoord (voer op, voert op, voerde op, voerden op, opgevoerd)

  1. opvoeren (vergroten)
    servera
    • servera werkwoord (serverar, serverade, serverat)

Conjugations for opvoeren:

o.t.t.
  1. voer op
  2. voert op
  3. voert op
  4. voeren op
  5. voeren op
  6. voeren op
o.v.t.
  1. voerde op
  2. voerde op
  3. voerde op
  4. voerden op
  5. voerden op
  6. voerden op
v.t.t.
  1. heb opgevoerd
  2. hebt opgevoerd
  3. heeft opgevoerd
  4. hebben opgevoerd
  5. hebben opgevoerd
  6. hebben opgevoerd
v.v.t.
  1. had opgevoerd
  2. had opgevoerd
  3. had opgevoerd
  4. hadden opgevoerd
  5. hadden opgevoerd
  6. hadden opgevoerd
o.t.t.t.
  1. zal opvoeren
  2. zult opvoeren
  3. zal opvoeren
  4. zullen opvoeren
  5. zullen opvoeren
  6. zullen opvoeren
o.v.t.t.
  1. zou opvoeren
  2. zou opvoeren
  3. zou opvoeren
  4. zouden opvoeren
  5. zouden opvoeren
  6. zouden opvoeren
en verder
  1. is opgevoerd
  2. zijn opgevoerd
diversen
  1. voer op!
  2. voert op!
  3. opgevoerd
  4. opvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opvoeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
servera opdienen; serveren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
servera opvoeren; vergroten aan tafel bedienen; bedienen; dienen; eten opscheppen; knoppen bedienen; opdienen; opdissen; opscheppen; serveren; voorzetten; zich bedienen; zich bedienen aan tafel

Wiktionary: opvoeren


Cross Translation:
FromToVia
opvoeren öka increase — make larger
opvoeren iscensätta; framföra; uppföra stage — to produce on a stage

opvoeren vorm van opvaren:

opvaren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. opvaren
    segla upp

Vertaal Matrix voor opvaren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
segla upp opvaren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
segla upp aanmonsteren; meevaren; meevaren als passagier