Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. panne:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor panne (Nederlands) in het Zweeds

panne:

panne [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de panne
    gå sönder; bryta ner

Vertaal Matrix voor panne:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta ner panne
gå sönder panne
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta ner afknappen; er vanaf breken; in ontbinding verkeren
gå sönder begeven; breken; flippen; kapot gaan; knakken; sneuvelen; stuk gaan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gå sönder ongerede

Verwante woorden van "panne":

  • pannes

Wiktionary: panne


Cross Translation:
FromToVia
panne motorstopp; haveri Panne — plötzlich eintretender Schaden: Nichtfunktionieren von Technik, insbesondere Fahrzeugtechnik