Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pleiten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pleiten (Nederlands) in het Zweeds

pleiten:

pleiten werkwoord (pleit, pleitte, pleitten, gepleit)

  1. pleiten (bepleiten)
    plädera; förklara sig
    • plädera werkwoord (pläderar, pläderade, pläderat)
    • förklara sig werkwoord (förklarar sig, förklarade sig, förklarat sig)

Conjugations for pleiten:

o.t.t.
  1. pleit
  2. pleit
  3. pleit
  4. pleiten
  5. pleiten
  6. pleiten
o.v.t.
  1. pleitte
  2. pleitte
  3. pleitte
  4. pleitten
  5. pleitten
  6. pleitten
v.t.t.
  1. heb gepleit
  2. hebt gepleit
  3. heeft gepleit
  4. hebben gepleit
  5. hebben gepleit
  6. hebben gepleit
v.v.t.
  1. had gepleit
  2. had gepleit
  3. had gepleit
  4. hadden gepleit
  5. hadden gepleit
  6. hadden gepleit
o.t.t.t.
  1. zal pleiten
  2. zult pleiten
  3. zal pleiten
  4. zullen pleiten
  5. zullen pleiten
  6. zullen pleiten
o.v.t.t.
  1. zou pleiten
  2. zou pleiten
  3. zou pleiten
  4. zouden pleiten
  5. zouden pleiten
  6. zouden pleiten
en verder
  1. is gepleit
diversen
  1. pleit!
  2. pleitt!
  3. gepleit
  4. pleitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pleiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förklara sig bepleiten; pleiten
plädera bepleiten; pleiten